De hoogste onder ons, onze creator, heeft besloten dat het aangenaam zou zijn een wereld te creëren en te pretenderen separate deeltjes van het zelf te lanceren, naar buiten middels een ’terugkeer reis’ van zelf ontdekking. Zoals de ‘bron’ zou zeggen:
Hoe zouden we onszelf ervaren, als we er zelf niet zouden zijn?
Voor jou, was er alleen maar ons, voor de Aarde, al de planeten en de sterrenstelsels, melkwegen en universums, was er alleen ik en alleen ik. Ik moest gaan creeren. Ik moest mezelf delen in meerdere delen, individualiseren zodat ik mijzelf zou leren kennen en zien en al de wonderen van creatie kon aanschouwen. Jullie zijn allemaal mij!
De bron lijkt velen te worden en velen lijken terug te keren naar de Bron.
Jezus zou gerefereerd kunnen hebben naar zijn terugreis van zelf ontdekking toen hij zei: “Ik kom voort uit de Vader, Ik kom de wereld binnen: en ook, verlaat ik de wereld weer, en ga terug naar de Vader.”
Wij zijn die deeltjes van eenheid. De bron heeft ons op een koers ver weg van hem gezet (of haar, of het) door ons de herinnering aan onszelf te ontnemen, en dan terug naar hem te gaan als de omstandigheden in Moeder’s school van het leven, ons geleidelijk aan meer en meer helpt herinneren wie we werkelijk zijn.
We pulken het masker weg wat onze ware identiteit maskeert, onszelf geleidelijk terugvindend in het begrijpen van wie we zijn, tot het laatste masker is verwijderd en niets overblijft dan het ultieme ‘zelf’, degene onder al dat alles.
Wij ontdekken onze ware identiteit door middel van lachend af te pellen. De verloren zoon of dochter keert terug naar een geweldig welkom en thuiskomen.
Het was een geweldige droom ervaring en het resultaat daar van, volgens de Bron middels het gouden licht zelf, heeft de Bron vele vermakelijke ontmoetingen gehad met zichzelf gedurende de weg.